Als er een bezienswaardigheid in China is die tot de verbeelding spreekt dan is het wel de Chinese Muur. Iedereen heeft wel eens gehoord van de meer dan 6000 kilometer lange muur die de Chinezen bouwden om allerlei wilde volkeren buiten te houden. Ook heeft bijna iedereen wel eens een foto gezien van deze verdedigingsmuur, gebouwd in een typisch Chinese stijl, over de steile, rotsachtige bergen van een ruig landschap aan de horizon verdwijnend.
Nu moet gezegd worden dat de Chinese Muur nooit één volledige muur geweest is, maar juiste meerdere, afzonderlijke muren die over een periode van meer dan tweeduizend jaar gebouwd zijn. Samen staan ze echter bekend als de Chinese Muur. Voor hen die in Beijing op vakantie zijn, liggen er gelukkig verschillende goed bewaarde, minder goed bewaarde en ook volledig gerestaureerde delen van deze muur op slechts korte reisafstand van de Chinese hoofdstad. In totaal zijn er minstens vijftig locaties binnen de stadsprovincie waar je over de muur kunt klauteren. Niet alle delen zijn echter even goed geschikt voor een dagje uit. Vaak zijn ze slecht te bereiken, of is er zo weinig van over dat het voor veel mensen niet de moeite waard is. Tevens speelt het ontoegankelijke en ruwe berglandschap ook een rol, waardoor je op sommige locaties eerder intensief aan het berg-klimmen bent dan dat je als toerist gezellig over de Chinese Muur loopt
De geschiedenis van de Chinese muur
Hoewel veel mensen geloven dat de Chinese Muur één lang bouwwerk is, gebouwd om vijandige volken buiten te houden, blijkt de werkelijke geschiedenis van de Chinese Muur iets complexer. In het verre verleden, bijna drieduizend jaar terug toen het huidige China bestond uit verschillende oorlog met elkaar voerende staten was het al niet ongewoon om aan de grenzen verdedigingsmuren te bouwen. Nadat in de derde eeuw voor het begin van onze jaartelling China voor het eerst verenigd werd tijdens de Qin-dynastie (221 v.Chr. – 206 v.Chr.) werden delen van deze muren gecombineerd en uitgebreid tot een verdedigingswerk in het noorden van het rijk.
De nomadische volkeren die daar leefden vonden het namelijk nodig van tijd tot tijd China binnen te vallen en te plunderen. Deze muren liepen vanaf het huidige Noord-Korea tot aan de bergen van Tibet en leken weinig op de Chinese muren die jetegenwoordig ten noorden van Beijing kunt bezoeken. In plaats daarvan waren het vaak primitieve muren van aangestampteaarde of gestapelde stenen, afhankelijk van de beschikbare materialen in de omgeving.
Tijdens de opvolgende dynastieën bleven de volkeren in het noorden, zoals bijvoorbeeld de Hunnen, Mongolen en de Mantsjoes, af en toe China aanvallen met wisselend succes. Delen van de muur werden soms afgebroken, opnieuw opgebouwd of zelfs uitgebreid. Het was echter tijdens de Ming-dynastie (1368-1644) dat de muur zoals we die in de overleving kennen gebouwd werd. Na jarenlange en intensieve oorlogen in het noorden met de Mantsjoes en de Mongolen werd besloten het noorden te laten voor wat het was nieuwe muren aan te leggen om China te beschermen.
De Ming muur
Op veel locaties werd de muur aangelegd over de bestaande restanten van vroegere muren, maar daarnaast werden er ook volledig nieuwe delen gebouwd, vooral over de hoge bergtoppen waar verdedigen eenvoudiger was dan in de vallei. Deze Ming-muur was hoger en sterker dan dan de voorgaande muren en kende ook de hoge wachttorens die je nu overal in de muur aantreft. Naast deze wachttorens die onderdeel van de muur zelf waren, in totaal ongeveer 25.000, stonden achter de muur ook nog losse wachttorens waar door middel van rooksignalen informatie kon worden doorgegeven over vijandelijke aanvallen. Dit systeem maakte het mogelijk dat men in Beijing snel op de hoogte kon worden gesteld van een aanval in bijvoorbeeld het westen van het rijk. Tijdens perioden van oorlog stonden er door heel China enkele honderdduizenden soldaten op de verschillende delen van de muur om het rijk te verdedigen.
Ondanks de Chinese Muur bleken de Ming uiteindelijk toch niet in staat de volkeren uit het noorden buiten te houden. Uiteraard droegen de interne problemen van China en het openen van de poorten bij Shanhaiguan door een overlopende generaal hier ook aan bij en in 1644 slaagden de Mantsjoes uit noordoosten erin de macht in China over te nemen. Nadat deze Mantsjoes vervolgens ook de Mongolen wisten te bedwingen strekte het Chinese rijk zich aan beide zijden van de muur uit en was het niet langer nodig de muur als verdedigingswerk te gebruiken.
De muur in verval
In de opvolgende eeuwen raakte de muur dan ook in verval en werden de stenen ervan vaak gebruikt door de plaatselijke bevolking om huizen en wegen mee te bouwen. Andere delen werden door de natuur overgenomen en kwamen bijvoorbeeld onder het zand van de woestijn terecht. Het is slechts sinds de laatste halve eeuw dat er weer veel aandacht aan de Chinese Muur besteed wordt, maar afgezien van enkele goed bewaard gebleven delen hoog in de bergen en gerestaureerde locaties, is er tegenwoordig van het grootste deel van de muur niet veel meer dan een hoopje stenen over.